Pagina's

zondag 21 augustus 2011

Friday Night Van Go-Go

Friday Night Van Go-Go by DaanModern
A taste of whats in store at The Van Gogh Museum once a month. Beware: things can get very groovy on a Fridaynight.

dinsdag 9 augustus 2011

HOKA HEY!


Ik heb ooit een vriendje gehad, een Haarlemmer. Het eerste jaar van onze relatie wilde ik het de hele tijd uitmaken, maar deed het toch niet.

Mijn vriendje was nogal Indianen-minded.
Bij iedere zeemeeuwenveer die hij op het strand vond, gaf hij mij een speciale naam en stak de veer met een veelbetekende blik ergens in mijn haar. Hij keek dan diep in mijn ogen en zei dan bijvoorbeeld: “Tacka Usthe”  Geen idee wat dat betekende, maar het maakte wel bepaalde indruk. Hij was ook altijd bezig met vuur en het voorbereiden daarvan, en hij keek altijd uit naar plekken waar je goed fik zou kunnen stoken en waar voldoende hout was, tenminste als het zomer was. Ook keek hij altijd uit naar Tipi- palen. Wat? Palen om een indianentent mee te maken, van een meter of tien hoog.
We konden geen bos voorbij rijden, gewoon Elswoud of Groenendaal en hij keek naar de boompjes. Het liefst jonge, lange en rechte. Zo recht mogelijk. Met zo weinig mogelijk zijtakken.
Tja. Dat kende ik nog niet.
Toen eenmaal, gingen wij voor het eerst met vakantie. Onze relatie was een maand of zes oud.  Hij had ergens een Tipi-doek laten naaien volgens oud Indiaans recept, afkomstig uit een obscuur Indianenboekje en dat doek moest mee naar Frankrijk. In de achterbak van een geleende auto vouwde hij het 80 kilo wegend ongebleekt katoenen doek en de achterbak zat vol. Ik kon nog slechts een klein tasje meenemen, met wat bikinietjes en polyester jurkjes.
Aangekomen in La douche France, op een mooie ochtend zonder slaap, was het
meteen Tipi-palen-dag. Aan de andere kant van de stromende beek, waarin wij Indianen, ons wasten,  stonden ze… minstens 10 meter Lang, recht en puntig:
Tipi-palen!  Met een auto met trekhaak werden ze om getrokken en vervolgens van zijtakken ontdaan. Ik stond erbij en ik keek ernaar, gapend. Dat was dag 1.
De volgende dag werd de TIPI echt opgezet. Vrouwenwerk, volgens de Indianen. Ik begreep daar niets van, dat was heel zwaar en je moest er goed lenig voor zijn. Ik wilde gewoon een bakkie koffie, een douche en overgaan tot het vieren van vakantie, maar ik moest kennelijk een echte Indiaanse zijn en in de heilige driehoek van de eerste drie palen klimmen, om het doek naar het rookgat te begeleiden.  Tja.

Tegen de middag stond de Tipi, spierwit en enorm te wezen in het veld, naast de helder stromende beek en een gat vol met roze Frans pleepapier.
Liefje uit Haarlem had één van de vier 400 pagina dikke Indianen Romans uit zijn tas gehaald en ging er eens goed voor zitten.  “ He, fijn schatje, eindelijk ontspannen”. ‘Tecumseh, strijder van de Shawnee”, was het boek dat hij in zijn handen had. Daar begon het. Ik weet het nog goed.
Na dat loeren naar die palen, dat doek, het wassen in een beek, zonder koffie, weinig slaap en poepen in een gat,  werd dit me een beetje teveel. Ik dacht: “Tecumseh, vuile Shawnee! We gaan hier niet ook nog eens Indianen lectuur zitten lezen. We gaan vakantie vieren! De tent staat en we gaan het dorp in. We gaan eten, wijn drinken, vuurwerk kijken, escargots vreten, weet ik veel. Frans doen!  We zijn niet in Noord-Amerika.
Die nacht lag ik voor het eerst in een echte Tipi, met wel plek voor tien, maar we waren met z’n tweeën. We lagen naast de vuurplaats,  met stenen eromheen, waar mijn glaasje Franse Bourgogne op stond. Het vuurtje knetterde en de rook cirkelde omhoog het rookgat in.  Langs de rook keek ik omhoog en zag daar een sterrenhemel. Ik hoorde ook een babyuil. “Die krijgt vliegles van zijn moeder”.
Ik voelde me al een beetje een Indiaanse. “Hoka Hey”,  zei liefje Haarlem. Alles is goed zo, en zei welterusten.
De volgende dag heb ik het Tipi-doek beschilderd met okerkleurige klei uit de beek en heb ik er ook nog een dansje naast gedaan.